Half tien in de ochtend. De geur van gebraden vlees trekt door de gang. In de keuken staan twee grote gietijzeren pannen op het vuur. Hier wordt alvast de maaltijd bereid voor de bewoners van Den Alerdinck 4 in Almelo, vijf jongens in de leeftijd van 18 tot 25 jaar met een lichte verstandelijke beperking. Op het menu deze donderdag: hachee met aardappelen en rode kool.
Evelyn Beldman (49 jaar), één van de persoonlijk begeleiders op de groep, roert snel nog even door een pan. Haar dienst zit er bijna op. Vanmorgen om zeven uur is ze begonnen. Samen met een collega heeft ze vijf jongens begeleid bij het opstaan en het ontbijt. Dat klinkt eenvoudiger dan het is:
“Eén van ons blijft aan tafel, de ander begeleidt de jongens bij het opstaan. Zo houden we hier de rust. Er is altijd veel interactie tussen de jongens onderling. Ze dagen elkaar voortdurend uit.”
“Vroeger waren rust, reinheid en regelmaat heel belangrijk.
Nu draait het om zeggenschap.”
Huiselijkheid
“Je bent continu bezig om te zorgen dat het gezellig en leuk is, dat ze wat leren. Normen, waarden, huiselijkheid. Geen mobiel aan tafel, helpen met opruimen. Ze leren ook van elkaar. Je bent echt bezig met begeleiden”, zegt Evelyn, zelf moeder van twee dochters van dertien en zestien jaar. “Wat ik hier doe, doe ik thuis eigenlijk ook. Ook thuis speelt er wel eens wat en zijn ze af en toe opstandig.”
Dat ze soms niet thuis aan de eettafel zit, vindt ze geen enkel probleem.
“’s Avonds is mijn man thuis en ’s ochtends redden mijn kinderen zich prima alleen. Soms bel ik om kwart over zeven met mijn jongste dochter om te horen of ze al wakker is. Thuis gaat alles gewoon door. Ze weten niet beter. Ik heb altijd gewerkt.’’
Prachtige tijd
Evelyn is dertig jaar in dienst bij De Twentse Zorgcentra. Ze begon haar loopbaan in 1985 als leerlingverpleegkundige bij de LosserHof. Ze was ‘intern’. De verbinding (met de bus) tussen haar woonplaats Nijverdal en Losser was slecht in die tijd. Evelyn woonde in de verpleegsterflat op het terrein, het hoge gebouw vooraan. “Dat was een prachtige tijd, natuurlijk. Je kon er voor 150 gulden per maand wonen. Daar had je nergens anders woonruimte voor. De mentrix woonde boven. Om elf uur
’s avonds moest het mannenbezoek weg zijn. Je kunt wel nagaan dat dat niet altijd gebeurde. Onderling hadden we het altijd heel gezellig.”
Voor Evelyn stond vrij snel vast dat ze wilde werken met mensen met een verstandelijke beperking. “Als kind kwam ik al bij ’t Bouwhuis, waar een nichtje woonde. Daar hing altijd een leuke sfeer. Ik ben aan de opleiding begonnen en ben gebleven. Ik heb altijd leuke groepen gehad, heb altijd met veel plezier mijn werk gedaan. Ja, dan blijf je hangen. Voor je het weet zijn er dertig jaar voorbij. Zo gaat dat.
Ik wil wel graag werken met mensen die mogelijkheden hebben zich nog echt te ontwikkelingen, zodat ik ze ook echt iets kan meegeven.”
Zeggenschap
In die dertig jaar is er ongelooflijk veel veranderd. Evelyn: “Vroeger waren rust, reinheid en regelmaat heel belangrijk. Als personeel bepaalde je wat de cliënt moest doen, of die bewoner dat nou wel of niet wilde. Dat is helemaal weg. Nu draait het om zeggenschap. Wat wil de cliënt? Wat vindt de cliënt belangrijk? Vroeger mocht je één broodje kaas en één broodje zoet, nu mag je eten wat je wilt, bij wijze van spreken. Er is meer keuze, meer huiselijkheid. Dat vind ik een vooruitgang.”
Om tien uur ’s morgens zit de dienst van Evelyn er op. “Meestal wordt het later. Er is vaak nog wel wat te doen: administratie, telefoontjes, planning, rapportages. Maar dat doe ik graag!”