Het vertellen van verhalen is zo oud als de weg naar Rome. De beste verhalen blijven bestaan omdat ze iets illustreren wat door de toehoorder belangrijk en waardevol wordt gevonden. Ook bij De Twentse Zorgcentra doen prachtige verhalen de ronde, beschreven vanuit verschillende perspectieven, die we hier het podium geven dat ze verdienen. We willen hiermee graag een bijdrage leveren aan ‘het goede gesprek’.
Geef ook jouw mening, reageer op anderen en ga online met elkaar in goed gesprek.
Lees daar ook het verhaal van Bep. Toen haar deur ’s nachts nog dicht was, belde Bep altijd rond half 3 naar de nachtdienst. ‘Je kon de klok erop gelijk zetten’, zegt een begeleider. Dan had ze een aantal vaste vragen: wat voor een dag is het vandaag? Wat is de datum? En of ze nog wel wisten dat zij daar lag, samen met Spot…
Verschillende cliënten binnen De Twentse Zorgcentra hebben recent meer vrijheid in hun leven gekregen. Om deze veranderingen zichtbaar te maken worden verhalen rondom deze cliënten verzameld en gedeeld. Wat is de kern van de verandering? Wat zijn de voorwaarden om de veranderingen in gang te zetten en te houden? Op deze manier willen we het gesprek opstarten over de vraag: ‘Wat is er nodig – binnen de teams en binnen de organisatie – om te zorgen voor een goed leven voor cliënten en voor mooi werk voor medewerkers?’
Zelf koffie halen
Silvia (45 jaar) noemt zichzelf ‘Jack’ en heeft haar pistooltje altijd binnen handbereik. Onlangs kwam Silvia de keuken in, met haar trippelstoel. ‘Ik wil koffie hebben’, had ze gezegd.
Toen ze vijf jaar geleden kwam wonen bij De Twentse Zorgcentra, was dat nog anders. Toen zat ze 24 uur per dag op haar bed, vast in de Zweedse band. Moeder wilde zo voorkomen dat ze uit bed zou vallen bij een epilepsieaanval. Silvia kon weinig verdragen en geluiden waren haar al snel te veel. Ze was teruggetrokken, zei weinig en dronk alleen maar uit een beker met een rietje, terwijl een begeleider de beker vast hield. ’s Nachts sliep ze slecht.
Toen Silvia, na 10 jaar thuis wonen, weer bij een organisatie ging wonen, moest ik echt weer het vertrouwen opbouwen. Er was veel misgegaan in die andere woning. Daarna is het voor de tweede keer op het randje geweest voor haar. De artsen waren verbaasd geweest dat ze het had gered. Iedereen was bang geweest dat ze het niet zou halen. Er waren dingen waardoor het weer erger kon worden: teveel prikkels en teveel spanning. En veranderingen moeten heel langzaam opgebouwd worden.
Na die tweede ziekenhuisopname is Silvia flink achteruit gegaan in haar gezondheid. Ze was heel moe en kon nog maar weinig prikkels hebben. Het is ongelooflijk om te zien hoe het nu met haar gaat. Dat ze weer zoveel meer aankan. Dat ze weer veel meer kan verdragen.
Soms willen de begeleiders wel heel snel gaan, zeker in het begin. Ze wilden haar al snel in een rolstoel zetten. Ik moest ze steeds afremmen en zeggen: laat haar nou eerst maar even wennen hier. Ik was toen zelf ook wel overspannen, dus ik kwam soms wat kortaf over.
Als ze nu verder willen, dan vind ik dat wel goed. Ik ga er in mee, maar het moet wel voorzichtig. Ze moeten het slapen goed in de gaten houden, en ze moeten langzaam opbouwen. Niet teveel tegelijk ook.
Voor ons gingen de veranderingen soms langzaam. Maar het was ook goed. Moeder gaf het duidelijk aan. Je moet daarin ook vertrouwen krijgen in elkaar en samen optrekken. De goede relatie met verwanten is een voorwaarde voor zulke veranderingen.
Als we nu mogelijkheden zien om verdere ontwikkelingen te stimuleren, dan plannen we een overleg met de arts, de orthopedagoog, ergotherapeut en moeder. Dan kijken we met elkaar of dit een goede weg zou zijn en hoe we het kunnen opbouwen.
Silvia is niet altijd even gemotiveerd in haar trippelstoel. Niet zo erg als wij wel zouden willen. Ze laat zich liever helpen. Maar als ze echt iets wil, dan gebeurt het wel. Als ze het eenmaal door heeft, dan heeft ze nog veel meer vrijheid, veel meer keuzen, kan ze zelf bepalen waar en naar wie ze toe gaat.
Ze had goed door dat ze er eigenlijk niet helemaal bij hoorde en dat ze nooit mee ging op uitjes. Ze vindt het fijn om nu onderdeel te zijn van de groep, om betrokken te worden en ook mee te gaan met uitjes.
Ik ben dan weer vrolijk en ik maak grapjes
‘Eigenlijk kan ik best wel dingen zelf, maar ik was lange tijd te moe om mijn best te doen. Bovendien, als ik het niet zelf doe, dan gebeurt het toch ook wel. Dan is er altijd wel iemand die me helpt. Dat is nog steeds zo.’
‘Ik kan nu een spelletje doen met de vrijwilliger en mijn huisgenoten. Kegelen! En samen lunchen! Dat is gezellig. Zeker als er kip is voor op mijn brood. Dan kies ik dat. En ik kan naar buiten gaan, samen met mijn huisgenoten. Ik ben dan weer vrolijk en ik maak grapjes, net als vroeger.
‘Als ik ’s morgens mag kiezen tussen de trippelstoel en mijn gewone rolstoel, dan ga ik meestal voor mijn trippelstoel. Ik kan dan een beetje mijn eigen gang gaan. Dan ga ik naar mijn huisgenoten, of naar de tv of naar de keuken. Of ik ga achter de begeleiders aan. In mijn gewone rolstoel kan ik wel aangeven waar ik naar toe wil, maar daarna kan ik daar alleen maar wegkomen als er een begeleider in de buurt is om mij te helpen.’