Ik maak haar eten klaar en controleer haar medicatie. Haar vocabulaire is dusdanig uitgebreid dat ze zelf vraagt om een activiteit, wat ik op zich al een grappig iets vind vanwege haar gewichtige manier van vragen. Bovendien heeft ze haar eigen scenario al bedacht en heeft een creatieve inbreng van mij weinig invloed.
Wij hebben aan elkaar moeten wennen, zij en ik. Maar hebben elkaar getroffen in de humor. “Jij snapt het niet zo goed hè”, zegt ze als ik het progamma niet helemaal uit mijn hoofd blijk te kennen. “Klopt”, geef ik als antwoord. “Geeft niks hoor Janneke, ik weet het wel”, zegt ze.
Ze vraagt mij vervolgens wie de volgende dienst op haar heeft, terwijl ze dit pas tijdens de toiletgang mag vragen. Haar pretogen stralen ondeugend en als ik haar vertel als antwoord dat dit Sinterklaas zal zijn, neemt ze hier genoegen mee en rolt ze van de pret bijna uit haar stoel.